De laatste minuut: scoren de Duitsers vaker? (4-slot)

We komen zo een stap dichterbij een verklaring voor de verschillen tussen de diverse landen. Hoewel het speculatief is, is het belang van een uiterst fit middenveld in ieder geval al naar voren komen. Juist dat maakt blijkbaar het verschil. En als ik denk aan Duitse middenvelders, dan komen beelden naar boven van dravers, aan mannen met een onvoorstelbaar ‘Laufpenzum’ (loopvermogen). Iets, dat juist in Duitsland hoog gewaardeerd wordt. Wilskracht, rennen, inzet: het is het hoogste goed in de Bundesliga. En wie de geschiedenis van het Duitse voetbal een beetje kent, ziet veel hardlopers met mindere techniek in het team die toch vaak beslissend waren voor het succes van de Mannschaft. Wat te denken van spelers als Hans-Peter Briegel, Dietmar Eilts (verkozen tot beste voetballer tijdens het EK van 1996!), Matthias Sammer, Marcus Babbel of Bastian Schweinsteiger. Dan heb je het al snel over een ‘Muskelpaketen’(spierbundels) oftewel in voetbal Nederlands een ‘geblokte middenvelder’. Een type voetballer die in Nederland niet of nauwelijks gewild, laat staan populair is.

Spelers met een enorm loopvermogen die misschien niet super-technisch zijn, maar wel af en toe de beuk er ingooien. Denk eens aan de problemen die de wellicht meest ‘geblokte middenvelder’ van Nederland, Mark van Bommel, momenteel heeft om te mogen spelen voor het Nederlands elftal, terwijl technische maar fysiek labiele spelers als Wesley Sneijder of Rafael van der Vaart nauwelijks aanbeveling behoeven. Wil je echter tegen Duitsers de slag om het middenveld winnen, dan moeten de spelers aldaar topfit zijn en kan je aan het eind van een wedstrijd beter de middenvelders wisselen dan spitsen of verdedigers.

De Laatste Minuut (inclusief Blessuretijd)

Nu we een eerste inzicht hebben in de kans op een doelpunt gedurende een wedstrijd is het tijd om het scorende vermogen van het Duitse nationale team af te zetten tegen dat van Nederland.  Scoort Duitsland nu ‘altijd’ in de laatste minuut? Is een dergelijke mythe te onderbouwen (of te ontkrachten)?

Om dit te kunnen onderzoeken heb ik een eigen onderzoek uitgevoerd op interlands van zowel Nederland als Duitsland. Daarbij heb ik voor beide teams alle wedstrijden vanaf 1983 onderzocht of in de laatste tien minuten, de laatste vijf minuten of de laatste minuut werd gescoord. In totaal gaat het hierbij om 287 interlands van de Mannschaft en 226 wedstrijden van Oranje. Het verschil tussen beide landen hangt af van het feit dat de Duitsers gemiddeld per jaar zo’n twee interlands meer spelen dan het Nederlands elftal, ook doordat ze meer successen hebben gehad dan Oranje tijdens EK’s en WK’s.  Voor het onderzoek heb ik voor de Nederlandse wedstrijden gebruik gemaakt van statistische gegevens uit ‘De grote voetbalencyclopedie’ van François Colin en Lex Muller alsmede van de KNVB.nl website. Voor de Duitse wedstrijden heb ik gebruik gemaakt van ‘Chronik des deutschen Fußballs’ en de website van de Deutsche Fußball Bund (www.dfb.de).

Voor de periode vanaf 1983 is om een aantal redenen gekozen. Allereerst wilde ik van beide elftallen zo betrouwbaar en nauwkeurig mogelijke gegevens gebruiken. Van de gehanteerde periode was deze informatie beschikbaar. Daarnaast wilde ik een vrij grote steekproef gebruiken (bijna 30% van de totaal aantal gespeelde wedstrijden van beide landen) om te voorkomen dat conclusies zouden worden getrokken op basis van een succesperiode van één team, een succesvolle periode of van slechts één generatie spelers. Ik wilde echter ook zo ver gaan om alle wedstrijden te analyseren die ter beschikking staan. Het voetbal is tenslotte geëvolueerd in de afgelopen dertig jaar, waarbij zowel tactisch als technisch, maar ook ten aanzien van de spelregels, grote veranderingen hebben plaatsgevonden. In wezen zijn hierdoor de spelregels veranderd en dus ook de te onderzoeken wedstrijden of, zoals statistici het noemen, de te onderzoeken populatie. Ik acht het aantal van ongeveer 500 wedstrijden echter groot en valide genoeg om tot een gefundeerd oordeel te kunnen komen. Veel verder dan 1983 wilde ik daarnaast ook niet teruggaan in de tijd. Een wedstrijd uit 1990 kan tenslotte nog wel als vergelijkbaar worden gezien, maar is dat ook zo voor een wedstrijd uit 1924? Een laatste reden voor de gemaakte keuze is, dat van het huidige trainersgilde juist veel voetballers uit de jaren tachtig en negentig actief zijn. De coaches van Duitsland en Nederland, Jürgen Klinsmann (debuut voor Duitsland in 1987) en Marco van Basten (hij maakte zijn debuut in Oranje in 1983!), zijn hiervan het beste voorbeeld. Kortom, genoeg redenen om voor de gehanteerde periode vanaf 1983 te kiezen.

Ik ben voor de analyse uitgegaan van drie tijdsperioden, te weten tien minuten voor einde wedstrijd (van de 80e tot aan de 84e minuut), vijf minuten voor het einde (84e tot 89e minuut) en de laatste minuut (90e minuut). In mijn analyse heb ik voor alle wedstrijden de scoringsmomenten opgenomen zoals die in de gehanteerde boeken en internetsites voor de interlands zijn weergegeven. Een doelpunt gescoord vanaf de 80e minuut geldt zodoende als vanaf 10 minuten voor tijd, vanaf de 85e minuut als vanaf 5 minuten voor tijd en de 90e minuut geldt als de laatste minuut.

Het is duidelijk dat nieuwe regelgeving van de FIFA er toe heeft geleid dat de 90e minuut niet zo maar als de laatste minuut gezien kan worden. Er werd ook in het verleden al tijd ingehaald door de scheidsrechter voor tijdrekken of blessures, maar sinds de FIFA de regel heeft ingesteld dat er bij interlands een vierde man is die de naspeeltijd aangeeft wordt de 90e speelminuut sowieso met enkele minuten verlengd. Een goal gescoord in de blessuretijd (‘Nachspielzeit’) wordt in de uiteindelijke statistieken echter per definitie aangegeven als 90e en laatste minuut. Dit doet weliswaar de statistieken enigszins geweld aan, maar dit onderzoek naar de laatste minuut behelst tenslotte meer dan alleen een statistische techniek. Het gaat om de vraag, scoren Duitsers vaker aan het ultieme einde van een wedstrijd, of niet? Met andere woorden, het zou onjuist zijn om alle doelpunten die worden gescoord in de 90e minuut als daadwerkelijk gescoord in deze minuut te beschouwen.Veel logischer is om  de 90e minuut te zien als een vergaarbak van de laatste 2 tot 4 minuten. Er wordt tenslotte bijna altijd wel één tot enkele minuten blessuretijd toegevoegd. Op deze wijze vormt de analyse van de laatste minuut een mooie´vergaarbak´voor de laatste vier a vijf minuten van een wedstrijd, de laatste vijf minuten voor de laatste tien minuten en de laatste tien minuten voor de laatste vijftien minuten. Zo hebben we toch nog een mooi ‘Hollands kwartiertje’ opgenomen in ons onderzoek.

Oranje heeft in deze hele periode veertien maal in de laatste minuut gescoord, 31 maal in de laatste vijf minuten en 32 maal in de laatste tien minuten. Dit alles in 226 wedstrijden. Voor het Duitse elftal zijn de vergelijkbare cijfers 25 maal in de laatste minuut (inclusief Golden Goal tijdens EK 1996), 45 maal in de laatste vijf minuten en 27 maal in de laatste tien minuten.

Tabel 3: Doelpunten in laatste minuut, laatste vijf minuten en laatste tien minuten, absoluut

Laatste minuut Laatste vijf minuten Laatste tien minuten Totaal laatste tien minuten
Nederlands elftal 14 31 32 77
Duits  elftal 25 45 27 97

Doordat het Duitse elftal veel meer wedstrijden heeft gespeeld is een analyse gebaseerd op percentages echter betrouwbaarder. Hiertoe worden de bovenstaande absolute gegevens gedeeld op het aantal wedstrijden, voor Nederland 226 interlands (laatste tegen Equador, februari 2006) en voor Duitsland 287 interlands (laatste tegen Verenigde Staten, maart 2006).

De doelpunten als percentages zijn dan:

Tabel 4: Doelpunten in laatste minuut, laatste vijf minuten en laatste tien minuten, absoluut

Laatste minuut Laatste vijf minuten Laatste tien minuten Totaal laatste tien minuten
Nederlands elftal 6,2% 13,72% 14,2% 34%
Duits elftal 8,7% 15,7% 9,4% 33,8%

 

De cijfers liegen niet, de Duitsers scoren inderdaad vaker in de laatste minuut, ook indien de Golden Goal van Oliver Bierhoff tijdens Euro 1996 niet wordt meegenomen in de berekeningen. Het verschil kan significant genoemd worden, met 2,5% verschil tussen Nederland (6,2%) en Duitsland (8,7%). Ook in de laatste vijf minuten scoren de Duitsers aanmerkelijk meer, namelijk in 15,7% van de wedstrijden (of in één van de zes interlands!) tegen 13,72% voor Oranje (ongeveer één van de acht interlands). Opmerkelijk is echter dat het verschil tussen beide landen vanuit het oogpunt van Oranje goed wordt gemaakt in de laatste vergelijking, namelijk de doelpunten gescoord tussen de 80e en 84e minuut. Hier scoren de Hollanders duidelijk beter (14,2%) dan de Duitsers (9,4%). Duitsers wachten blijkbaar tot het laatste moment in een wedstrijd om hun prooi alsnog op te vreten. Bezien we de laatste tien minuten van een interland van de Duitsers of Nederland sinds 1983, dan is er geen significant verschil te onderkennen tussen beide teams indien we kijken naar de laatste tien minuten. Nederland scoort dan verrassend genoeg een klein beetje beter dan de oosterburen, maar het verschil is te klein om conclusies aan te koppelen en significant te noemen.

Is de Mythe waar?

De mythe dat het Duitse nationale elftal vaker in de laatste minuut scoort dan Oranje is waar. Ook indien we de periode van de laatste vijf minuten van een wedstrijd bekijken, doen de Duitsers het beter. Echter, kijken we naar de laatste tien minuten van een wedstrijd, dan doet Oranje het in interlands niet slechter dan de Duitsers! Het verschil tussen beide landen is in ieder geval dan nauwelijks waarneembaar.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>